Nederlandse boeren en tuinders hebben vertrouwen in de toekomst

Nederlandse boeren en tuinders hebben vertrouwen in de toekomst
September 19, 2010
Ondernemerschap, kennis en voortdurende investeringen zijn volgens leden van LTO Noord, ZLTO en LLTB belangrijk voor de toekomst van hun land- en tuinbouwbedrijven. Het gezinsbedrijf blijft van groot belang voor de toekomst van de land- en tuinbouw;ruim tweederde van de agrarische ondernemers vindt dat deze bedrijfsvorm niet ten dode is opgeschreven. De ongekende inkomensdaling in 2009 werkt nog door in de agrarische sector.

Dit blijkt uit de internetpeiling ’Toekomst agrarisch ondernemen’, die het NCRV programma Rondom 10 de afgelopen week in samenwerking met de LTO-organisaties heeft gehouden. Hieraan hebben ruim drieduizend leden van LTO Noord, ZLTO en LLTB meegedaan. De meeste boeren en tuinders (75,5%) vinden zichzelf in staat om ook in de toekomst een winstgevend bedrijf te runnen. Exact 20% van de deelnemers aan de enquête reageerde neutraal op die stelling.

De meeste boeren en tuinders (56%) willen de zaken op het bedrijf anders aanpakken dan hun voorgangers, terwijl 22% daar neutraal in staat. Een grote meerderheid (68%) vindt dat de agrarisch ondernemer van de toekomst veel meer ondernemer is dan nu. Ondernemen wordt bovendien uitdagender, vindt ruim de helft van de deelnemers. Voor ruim 43% van de ondernemers is schaalvergroting belangrijk voor de toekomst voor hun bedrijf. Met de stelling ‘megabedrijven zijn de toekomst’ is slechts één van de tien boeren het eens.

Voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland is positief over de resultaten van het onderzoek. ’’Er zit volop dynamiek en ondernemingsgeest bij boeren en tuinders. De leden staan open voor nieuwe ontwikkelingen en andere activiteiten op het erf. Uit de resultaten van de enquête spreekt beslist het nodige optimisme en vertrouwen voor de toekomst. De verschillen in bedrijfsomvang en -resultaten in de land- en tuinbouw worden intussen wel groter.”

De conclusie die de NCRV trekt dat een kwart tot een derde van de boeren en tuinders in financiële en psychische problemen zit, doet volgens de LTO-voorzitter geen recht aan het resultaat van de enquête. ,,Bekend is dat rond een kwart van de ondernemers, waar het gaat om de inkomsten van alleen het bedrijf, een schraal of negatief inkomen verdient en onder het minimuminkomen zit. Het LEI heeft dit eerder ook becijferd en het verschilt per sector en van jaar tot jaar.”

In veel van die gevallen wordt volgens Maat elders bijverdiend om het bedrijf toch in de benen te houden: ,,Daarmee wil ik de inkomensproblematiek niet bagatelliseren, want die is er weldegelijk. Een forse groep leden heeft moeite om een redelijk inkomen te halen en daarom moet er nog meer werk worden gemaakt van de marktmacht van boeren en tuinders.” De LTO-voorzitter pleit tevens voor een goed flankerend ondernemersbeleid. Hij noemt een sterk gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie onmisbaar voor de toekomst.

Aan aanvullende nevenactiviteiten (verbreding) wordt op één op de drie agrarische bedrijven gedaan, zo wijst de enquête uit. Het belangrijkst is natuur- en landschapbeheer (13%), gevolgd door toerisme, recreatie en horeca (7%) en stalling (6%). Bij mogelijke nieuwe nevenactiviteiten springt de groep ondernemers eruit, die van plan is om met energieopwekking (15%) aan de slag te gaan.
Sponsored Content